Zusters Augustinessen van St. Monica: actief leven
Het actieve leven van de zusters is altijd heel veelzijdig en afwisselend geweest, zo dicht mogelijk bij wat er nodig was, voor henzelf en de mensen. Dat waren activiteiten van naastenliefde voor anderen, van samenzijn met anderen en voor hun eigen organisatie.
1. Naastenliefde
Iedereen telde mee, kreeg een warm onthaal en werd gezien door de zusters, ongeacht religieuze achtergrond. Vooral de hulp aan diegenen die nergens anders terecht konden werd in de loop van de tijd op steeds grotere schaal aangepakt. Hun toptijd qua hulp was in de jaren ’50 – ’90, toen hun 7 kloosterhuizen op volle toeren draaiden (in Utrecht (2x), Hilversum, Amsterdam, Sittard, Maastricht en Arnouville (Frankrijk).
Opvang:
Meisjes en vrouwen in Meisjesstad: in Utrecht en Maastricht (maar in nood in alle huizen) was er 24-uurs opvang voor meisjes/moeders met of zonder kinderen, (on)gehuwd, gescheiden, overspannen, die vaak na ruzie van huis waren weggelopen of op straat gezet. Ze kwamen zelf of werden gebracht door politie of crisiscentrum en er werden meteen stappen ondernomen om ze weer terug te krijgen in de samenleving. Vaak gingen de vrouwen na een gesprek met hun man weer naar huis. In Utrecht konden 15-20 vrouwen blijven zolang het nodig was, soms tot 1,5 jaar, en werkten dan mee in het huishouden.
Thuisloze mensen: in alle huizen werd er kleding uitgedeeld en was er altijd koffie en brood. In Amsterdam, Utrecht, Maastricht en Arnouville waren er ook warme maaltijden (1 of 2x per week). Alleen in Amsterdam was er voor thuisloze mannen een zaal (aan de Gelderse Kade) waar elke avond en zondagmorgen koffie met lekkers en gezelligheid werd geboden. Vaak volgden gesprekken waarbij geprobeerd werd hen verder te helpen.
Rustende moeders (Hilversum) later gastenopvang: in Hilversum, Maastricht. Zo’n 20 moeders konden hier herstellen bv. na een operatie of van oververmoeidheid, gemiddeld 4 à 6 weken (soms langer). Vanaf 1993 werd het een algemene gastenopvang voor bv. alleenstaanden, echtparen en religieuzen, om er eens enkele weken uit te zijn.
Kinderafdelingen en peuterspeelzalen: in Utrecht, Maastricht, Arnouville, Sittard en Amsterdam. Voor kinderen van ouders met financiële problemen, ongehuwde moeders, zieke moeders, uit gebroken gezinnen, ouders in scheiding, van moeders op Meisjesstad of het Gastenkwartier die hun kind deels zelf verzorgden. De kinderen konden er tot een paar jaar terecht en werden geleid door een zuster met een paar vrijwilligsters van de Hof.
Meisjes/vrouwenafdeling: in Sittard (4-12 jaar), Hilversum (10-18 jaar), foyer-familial in Arnouville, Frankrijk (alle leeftijden).
Voor meisjes en jongeren die niet thuis konden wonen, meestal door (lichamelijke of geestelijke) ziekte van ouders of door andere problemen thuis. Ze bleven een jaar of langer en gingen vanuit het klooster naar school of werk.
Parochiewerk, huis- en ziekenbezoek en spreekkamers: in alle huizen waren er zusters voor wie behoefte had aan een luisterend oor, bemoediging en troost, wie raad of steun wilde of een praatje wilde maken. Dat was er voor mensen thuis, na een melding van iemand die ziek of alleen was, of bij bezoekers aan het klooster in de spreekkamers.
Praktische hulp:
Hulp in de huishouding/gezinshulp: vanuit alle huizen nam, als de moeder niet meer voor haar gezin kon zorgen wegens ziekte, bv van de rustende moeders, een zuster hun werk over. Ze verzorgden niet alleen het hele huishouden (schoonmaken en koken) en de kinderen (opvang en verzorging), maar voerden ook gesprekken met de vader of instanties.
Vriendendiensten: vanuit alle huizen gaven de zusters deze combinatie van luisteren en bemoedigen met praktische hulp zoals ramen lappen, een boodschap doen, wandeling maken, voorlezen of een brief schrijven.
Onderwijs:
Godsdienstclubs en lessen: in alle huizen en op diverse scholen en internaten, voor kinderen en volwassenen.
Scholen: in Utrecht, Amsterdam, Sittard. Gemeenten of schoolbesturen vroegen zusters als leerkracht, visiting teacher (huisbezoek van leerlingen voor een beter contact tussen gezin, kind en onderwijzend personeel) of als lid van het schoolbestuur.
2. Samenzijn met anderen
“Samen bouwen aan de stad zoals God het bedoelde, waar iedereen wordt gezien, niemand wordt afgeschreven, er is altijd weer nieuw leven mogelijk.” – de zusters
Grenzeloze gastvrijheid en een warm onthaal voor ieder is voor de zusters een goddelijk goed. Augustinus gaf hen daarin het voorbeeld wat zij universeel uitdroegen, waardoor mensen van alle soorten geloof (ook niet-gelovigen) zich bij hen thuis voelden. Samenzijn kon op allerlei verbanden (clubs, met vrijwilligers, familie en vrienden), plaatsen (vakantieverblijven, in de speeltuin) of manieren (op de koffie, met feestvieren, toneelvoorstellingen). Ook werkten de zusters vanaf het begin samen met vele vrijwilligers, uit het principe van verbondenheid (Cor unum: één van hart) en omdat die simpelweg hard nodig waren.
Nuttig & aangenaam:
Clubs voor alle leeftijden ‘Open Haard’: in alle huizen, maar Utrecht het meest. Deze combinatie van bezinning en ontspanning was er voor alle leeftijden, een jaar lang. Voor de jongeren was er bv. de dansclub (regels: 1 biertje op een avond en niet aan de meisjes zitten). Voor volwassenen opende het seizoen jarenlang met een toneelstuk door de zusters zelf uitgevoerd, met professionele kleding en grime, waarna ze als reizend toneelgezelschap langs alle huizen gingen met bv. ‘Juffrouw-van-de-kast’ in 1977, tot in de 80-er jaren voor uitpuilende zalen. Alles werd uitbundig gevierd met verkleedpartijen en muziek: Sinterklaas (cadeaus en lekkers), Kerst (kerstspel met echte baby), Carnaval (bv hossen op de boerenkapel van de Oude Raad Van Elf uit Soest) en het slotconcert (bv het Philips N.S.F. orkest). Bv in Hilversum hielp het Rode Kruis jarenlang met vrijwilligers voor vervoer van soms wel 60 rolstoel gekluisterden en vele bejaarden die niet gemakkelijk de deur uitkwamen.
Logeer- en vakantieverblijf ‘Thagaste’ en Vakantiehuisjes: Hilversum. Thagaste was oorspronkelijk voor de zusters, later voor individuen of groepen tot ±50 personen, voor vergaderingen, studie of bezinning door scholen, groepen religieuzen, enz. De vakantiehuisjes waren omgebouwde bouwketen, die de aannemer in het bos na (ver)bouw werkzaamheden op verzoek van de zusters had laten staan. Nadat de zusters het gezellig hadden ingericht, konden daar mooi gezinnen in vakantievieren, die door omstandigheden niet op vakantie konden.
Kunstatelier: alleen in Hilversum was achter het klooster, oorspronkelijk voor zr. van der Lee, een kunstatelier waar zusters en gasten konden boetseren en emailleren, en het ter plekke laten bakken.
Speeltuin: alleen in Hilversum was er een grote speeltuin in het bos, begonnen in de jaren 50 voor de kinderen van de rustende moeders. Later kwamen er gezinnen voor kinderpartijtjes en veel bussen met schoolkinderen op schoolreisje.
Vrijwilligers:
Vrijwilligersgroep ‘Cor Unum’ (één van hart): in alle huizen. Voor vrouwen die naar de Augustijnse spiritualiteit wilden leven en zich nauw verbonden voelden met de zusters. Wekelijks kwamen zij bij elkaar om zich te verdiepen in geloofszaken en steunden de zusters met divers vrijwilligerswerk.
Studiejaar voor meisjes ‘De Hof’: in alle huizen konden meisjes (van 17-23 jaar) een jaar wonen in een aparte afdeling in het klooster, onder het motto ‘Geef een jaar van je leven’. Zij namen het werk over als de zusters zich terugtrokken voor bv. gebed of studie. Als tegenprestatie konden de meisjes een studie volgen en mensenkennis en levenservaring opdoen. Tot de jaren 90 waren er jaarlijks zo’n 50 meisjes verspreid over alle huizen.
3. Eigen organisatie
Eigenlijk runden de zusters een enorme organisatie van allerlei verschillende aard. Zo waren er jaren van 7 kloosterhuizen tegelijk, met o.a.de keuken, huishouden, de receptie, de kapel en de administratie. Het eerste klooster in Hilversum had ook de organisatie van het landgoed (boerderij, tuin, bos en begraafplaats), de gebouwen (boerderij, kunstatelier, het grote huis, Thagaste en werkplaatsen) en het algemeen bestuur. De kloosters in Utrecht en Maastricht hadden een eigen wasserij. Daarnaast waren er de vele verschillende vormen van opvang van de medemens en het samenzijn. Dat moest betaald worden, waar weer een aparte organisaties voor waren. Loterij Meisjesstad en het blad de Stad Gods, hadden elk een eigen kantoor, die afwisselend in Hilversum of Utrecht zaten.
Bronnen van inkomsten:
Loterij ‘Meisjesstad’: Het kantoor van Loterij ‘Meisjesstad’ heeft zowel in Utrecht als in Hilversum gezeten, waar een aantal zusters het jaar rond, samen met vele vrijwilligers, voltijds werkten om alles te organiseren. Van 1938-2008, behalve in de oorlogsjaren, hadden de zusters toestemming van de overheid voor een nationale loterij ten bate van hun werk. Elk jaar van januari t/m maart reisden alle zusters daarvoor door het hele land, spraken elk weekeinde in kerken, bezochten scholen om hun honderduizenden loten te verkopen. Ze waren dan max. 2 weken van huis en logeerden bij familie, vrienden en in alle soorten kloosters. Met vele vrijwilligers, schoolklassen, soms hele scholen verkochten ze jaarlijks 500.000-700.000 loten van 1 gulden. Vanaf 2000 werd het 1 euro en werden het er zo’n 300.000 loten. Er waren grote hoofdprijzen zoals in 1940 een huis of een veestapel t.w.v. fl. 5000,- (eerste prijs), een woninginrichting t.w.v. fl. 2000,- (tweede prijs), een huwelijksuitzet, auto of motor t.w.v. fl. 1000,- (derde prijs) en nog 1000-en prijzen als rijwielen, schrijfmachines, horloges, vloerkleden, serviezen en meubilair. Later i.v.m. belastingen voor prijswinnaars, deelden de zusters 25 hoofdprijzen uit van fl. 1000,- of €450,- , wat het onbelaste maximum was. De winnaars kregen een kaartje thuisgestuurd met de prijs, die ze in overleg konden halen of laten bezorgen door de zusters. Landelijk blad ‘Stad Gods’: momenteel zit de redactie in Klooster Casella, Hilversum. Vanaf de oprichting in 1934 werd een eigen landelijk blad uitgegeven ‘De Stad Gods’, dat voortkwam uit het blad ‘De Klok’ van het Franciscus Liefdewerk. Het was een poging tot liturgische vernieuwing waarin op eenvoudige maar pakkende wijze werd geschreven voor het hele gezin, over goddelijke zaken, gebeurtenissen in de wereld en de congregatie. Met preken in kerken kwam het blad onder de aandacht en deden soms honderden lezers tegelijk een gift en ontvingen zo het blad. Eerst gingen de zusters 2-3 weken op pad om zelf de jaarlijkse bijdrage te innen, later ging het over de post. De meeste lezers hadden ze in de jaren 50 tot 80: zo’n 60.000 lezers. In 2014 zijn er nog zo’n 13.000 lezers.
Handwerken: in alle huizen deden zusters aan allerlei handwerken, haakten, breiden of borduurden ze in hun tijd voor recreatie dingen voor zichzelf (bv kerkgewaden), maar ook engeltjes of pannenlappen voor de verkoop.
Kunstatelier: alleen in Hilversum maakte vnl. zr van der Lee beelden van klei en steen en emailleerwerk, bestemd voor de eigen huizen, maar ook voor de verkoop aan particulieren, kerken, musea, scholen, buurthuizen en ouderencentra. In opdracht werden grotere beelden gemaakt zoals bij de kapel ingang van de Stad Gods en sommige zijn ook buiten Nederland te vinden.
Giften en gaven: De zusters hebben zich altijd mogen verheugen op rijkelijke giften en gaven uit de meest onverwachte hoek.